Nadat ik gisteren een zoet liefdesverhaaltje plaatste, vielen me vandaag ineens alle Valentijns aanbiedingen in de winkels op. Zou het lukken tussen nu Valentijnsdag elke dag een verhaal over liefde, verliefd zijn of romantiek te plaatsten, met het nodige gerommel in de oude doos? Bij deze in elk geval een van een paar jaar geleden alweer, indertijd geschreven naar aanleiding van een opdracht een persoon nadrukkelijk met één bepaald voowerp bezig te laten zijn.
Waarom doe ik dit? Ik moet het niet doen, zo doorzichtig, ik was er vanochtend ook al. Ik doe het wel. Het kan best. Een mens kan iets vergeten. Toch?
Venijnige kramp trekt door mijn buik als ik door de deur stap. Onze blikken kruisen. Een druppel loopt langs de binnenkant van mijn arm naar beneden. Snel wegkijken. Appels. Waarom ook niet? Een appel kan. Een appel kan heel goed.
De schil voelt koel en glad. Er zit een klein stickertje op. Elstar. Hij glimt. Mooi. Ik hervind mijn ademhaling, de controle over mijn benen. Alleen mijn buik rommelt voort.
Drie mensen voor me. Rustig. Nonchalant. Zacht knijp ik mijn appel. Voor mijn borst. Voor mijn buik. Naast mijn dij. Voor mijn buik. Losjes. Niet knijpen. Losjes voor mijn buik. Nog twee mensen.
Hij ligt op de band. Het ziet er gek uit. Eén appel tussen twee van die stomme dingen. Plankjes? Bordjes? Hoe noem je zoiets? Ik ben aan de beurt.
Rustig en stevig omsluiten zijn vingers mijn appel, terwijl de mijne in mijn portemonnee rommelen. De muntjes voelen te klein en te glad. Mijn tenen wiebelen in mijn schoenen.
Ik grijp mijn appel stevig vast, blaas uit, voel het gewicht in mijn klamme handpalm en houd mij eraan vast op weg naar de deur. Niet zwikken nu. Ik heb een appel.
De buitenlucht voelt goed. Mijn wang gloeit tegen de frisse blossen van mijn appel. Waarom doe ik dit soort dingen? Ik bekijk mijn appel van alle kanten, zet mijn tanden in het vruchtvlees en zuig het sap eruit voor ik de eerste hap afbijt.