Klantenservice (en een boel daarvan)

januari 29, 2010

Er zijn mensen die dingen kunnen regelen. Gewoon in één keer; hup, regelen, klaar. Van nature ben ik meer van het tien keer doelloos heen en weer lopen, steeds wijder met mijn armen zwaaien, steeds heftiger fronsen en dan is er uiteindelijk nog niets gebeurd, behalve misschien dat ik nog twintig andere dingen verzonnen heb die ook geregeld zouden moeten worden. Maar als je naar Amerika gaat verhuizen, kun je niet aan enig geregel ontkomen. Nu bestonden mijn laatste twee banen eigenlijk uit de hele dag door allerhande dingen regelen, en dat ging wel goed, dus ik moet niet piepen, maar aan de slag.

Eerst maar eens tickets regelen. We hebben kortingsvouchers die enkel ingeruild kunnen worden bij een boeking via de site van de vliegmaatschappij. Drie vouchers; voor ons allemaal één. De juiste vlucht heb ik zo gevonden. Maar de mogelijkheid om ons kind mee te nemen niet, en dat was toch eigenlijk wel de bedoeling. Ik kan aangeven dat één van de passagiers onder de veertien is. Dan verschijnt er een prachtig overzichtje met regels en tips over reizen met kinderen en het alleen laten reizen van kinderen. Maar de passagier onder de veertien reist voor een volledige ticketprijs en dat is voor onze baby toch eigenlijk niet de bedoeling. Misschien moet ik eerst onze boeking verder invoeren en komt er dan vanzelf de vraag of we toevallig nog van plan waren baby’s mee te nemen. Misschien moet ik die gok niet wagen. Ik bel ze wel even.

“Dat klopt,” zegt een vriendelijke meneer met Amerikaans accent, “baby’s moeten altijd een papieren ticket hebben en kunnen niet on-line geboekt worden.” Als ik voor mijn man en mij on-line boek en daarna even terugbel, kan onze dochter er zo bijgeboekt worden. Iets doet mij vragen of haar kortingsvoucher dan ook telefonisch verwerkt kan worden. Ik voel me al een vervelende zeurmuts, want terwijl ik het vraag, realiseer ik me dat dat natuurlijk moet kunnen als telefonisch boeken de enige optie is. De vriendelijke meneer zegt echter van niet. Niet?

“Vouchers kunnen alleen gebruikt worden voor on-line boekingen.”

“Maar u zegt mij net dat ik voor mijn dochter niet on-line kan boeken.”

“Baby’s kunnen alleen telefonisch geboekt worden.”

“Maar ik heb deze voucher van Delta gekregen, dan mag er toch van uitgaan dat ik hem ook kan inwisselen?”

“Het zit dus zo dat vouchers alleen on-line gebruikt kunnen worden en dat baby’s alleen telefonisch geboekt kunnen worden.”

Zonder enige twijfel kunnen we dit gesprek nog enige malen herhalen, maar nadat ik het hele cirkeltje  korting-moet-on-line, baby-kan-niet-on-line drie keer rond ben geweest, besluit ik toch maar vriendelijk te bedanken. Hij verzint vast de regels niet. (Opmerkelijk genoeg kan zijn collega die we aan de lijn krijgen wanneer de site de vouchers voor mijn man en mij niet blijkt te herkennen zonder enig probleem voor ons alledrie de korting telefonisch verwerken, maar dat terzijde.)

Dan zijn er bankzaken te regelen. Bankzaken moet je tegenwoordig allemaal op internet regelen. Maar wat ik wil staat nou net niet op de site. Wel iets wat er op lijkt, en wat ik wil in omgekeerde volgorde, maar niet wat ik wil. Dan maar via het contact-formulier. Twee dagen later krijg ik een mailtje van de bank dat wat ik wil niet kan. Maar als dat een probleem is, moet ik de klantenservice bellen. Fascinerend op zich. Als ik de klantenservice bel, zegt een vriendelijke jongen dat dat inderdaad niet kan, maar dat hij het wel kan. Twee tellen later is het geregeld en ik besluit me niet af te vragen of het nu juist service is of een gebrek daaraan dat dat wat niet kan, wel kan, of iets dat kennelijk wel kan, niet kon. Dan komt het. Als ik verder geen vragen heb, heeft de vriendelijke jongen er nog wel een voor mij. Ik had het kunnen weten, want ooit eerder belde ik het 0900-nummer van de bank en toen probeerden ze me ook ineens iets totaal irrelevants aan te smeren.  “Mevrouw, ik zie dat u geen limiet heeft op uw krediet.” Krediet?

“Heb ik een krediet dan?” vraag ik, toch nog even overdonderd. “Oh, dat had ik niet bekeken …” Ik zou kunnen zeggen: “Nee, als je even gekeken had, had je kunnen zien dat ik nooit ook maar 1 cent rood heb gestaan. Of zelfs maar in de buurt van de nul. Hoe durf je te suggereren dat ik een krediet nodig heb en daar dan vervolgens weer een limiet op? Ik heb mezelf en mijn financiën uitstekend in de hand.” In plaats daarvan bedank ik vriendelijk. Misschien is het wel een student die dit werk moet doen om eindelijk het meisje op wie hij al tijden heimelijk verliefd is mee uit te kunnen vragen. En misschien vertelt zij hem dan wel dat het werk wat hij doet verwerpelijk is.

Tot slot zijn er internet en telefoon. Mijn man heeft beiden telefonisch opgezegd, maar de schriftelijke bevestiging die we daarover ontvangen wil onze telefoon een maand te vroeg afsluiten en rept met geen woord over het internet. Aangezien mijn man tijdens kantooruren werkt en dat bovendien in België doet, waar hij vervolgens overigens ook blijft slapen, lijkt het logisch dat ik even bel. Een vriendelijke jongeman past de datum dat de telefoon afgesloten wordt direct aan. Hij ziet in het systeem een opzegging van de ADSL-aansluiting met dezelfde datum, maar deze is geannuleerd. Er staat geen reden bij en dat vindt hij wel een beetje vreemd, maar hij kan het zo niet voor mij veranderen. Hij zegt dat hij het even moet navragen, maar kennelijk verbindt hij me door, want ineens heb ik een strenge dame aan de lijn. Om uit te sluiten dat er iets verkeerd gaat -soms nemen collega’s nu eenmaal een verkeerde lijn op- begin ik voorzichtig dat ik de indruk had dat haar collega iets voor me aan het uitzoeken was. Ze bitst dat ze wel even de aantekening zal lezen en ik zit direct weer in de wacht. “Het gaat over het opzeggen van uw ADSL. Als u dat nou gewoon even gezegd had,” klinkt het verwijtend. Pardon? Wanneer precies?

Ook zij ziet dat onze opzegging geannuleerd is. “Dat moet een foutje zijn,” probeer ik.

“Er staat geen reden bij, maar hij is geannuleerd.”

“Wij hebben het niet geannuleerd, wij willen graag de ADSL-aansluiting opzeggen.”

“Er staat geen reden bij, maar uw man kan zich bedacht hebben.”

“Mijn man wil ook graag de aansluiting opzeggen. We verhuizen namelijk naar het buitenland.”

“Ik weet niet of uw man later teruggebeld heeft.”

“Ik weet wel dat  hij dat niet gedaan heeft, hij wil de aansluiting namelijk opgezegd hebben. We verhuizen immers naar het buitenland.”

“Maar ik moet hem toch spreken voor ik de opzegging weer kan invoeren.”

Ongetwijfeld zou ik ook hier nog tijden kunnen discussiëren over het feit dat zij fout op fout stapelen en vervolgens durven te suggereren dat ik niet weet wat mijn man wil en doet. Uiteraard doe ik dat niet, maar ook vriendelijk bedanken lukt niet echt meer. Al die vriendelijke mannen waren tot daar aan toe, maar deze zure doos is de druppel. Laat mij maar doelloos rondrennen en met mijn armen zwaaien; ik wil niets meer regelen. Nooit meer.


Erven, lenen en wat dies meer zij

januari 22, 2010

Ik heb een stapeltje Libelles van mijn moeder meegenomen. Vroeger hadden wij thuis een leesmap en las ik na de Tina en de Donald Duck de Margriet en de Libelle. Of in elk geval Jan, Jans en de kinderen en Vera de Muis. Nu had mijn moeder weer eens een stapeltje liggen en aangezien ik zelf inmiddels toch ook moeder ben, voel ik mij oud en wijs genoeg om daar een regenachtige middag aan te spenderen. Het voelt huiselijk en vertrouwd.  Ik installeer me comfortabel met een pot thee erbij op de bank. Een soort initiatie in het echte huismoederschap; met de hoop de warme wijsheden van mijn moeder te verwerven. En inderdaad weet de redactie in elk nummer dat ik opsla  opnieuw feitjes, weetjes en onderzoekjes te presenteren die ik anders nooit verzonnen zou hebben. Zo leer je toch elke dag weer wat nieuws.

Een psychologe legt uit dat geld lenen binnen de familie eigenlijk vragen om problemen is. Broers en zussen onderling kunnen er eventueel -als ze zich voldoende bewust zijn van alle mogelijke consequenties en bereid zijn die in geval van nood te accepteren- nog wel aan beginnen. Ouders niet. Ervan uitgaande dat betreffende ouders meerdere kinderen hebben, althans. Lenen ouders een bedrag aan het ene kind, dan zullen de andere kinderen dat als voortrekkerij beschouwen. Ouders kunnen geld enkel in gelijke porties over hun kinderen verdelen, ongeacht of de een zwemt in het geld en de ander droog brood eet, anders komt er gegarandeerd ruzie. Aldus de psychologe.

Elders legt een deskundige uit dat het belangrijk is je testament zo duidelijk en volledig mogelijk te maken. Uiteraard dient ook hier aan gelijke porties gedacht te worden, maar er moet vooral zo min mogelijk ruimte voor eigen inzicht van de nabestaanden zijn. De eigen inzichten van de verschillende nabestaanden komen namelijk vaak opmerkelijk overeen: alles moet naar mij. Wanneer er een erfenis te verdelen valt, leidt dat in 70% van de gevallen tot ruzie. Een notaris ziet vaker kijvende dan rouwende nabestaanden.

Uit weer een ander onderzoek blijkt dat wanneer mensen kunnen kiezen tussen een bepaald inkomen en daarmee de rijkste in de buurt zijn, of anderhalf maal zoveel verdienen, maar dan wel de armste in de buurt zijn, de meerderheid voor de eerste optie gaat. Liever meer dan de buren, dan gewoon meer.

Onze naasten willen we dus tot de laatste cent bestrijden, zelfs over de dode rug van een dierbare, maar om de buren de loef af te steken, leveren we graag een derde van ons totale inkomen in. Daar zit ik dan, opgekruld op de bank met mijn potje thee en een groot moedergevoel op zoek naar warmte. Sinds wanneer is de Libelle zo naargeestig?


De bijna-half-perfecte partner

januari 18, 2010

Nadat ik de kleine naar bed heb gebracht, zet ik de televisie aan voor het nieuws, terwijl mijn man vaag zit te mopperen achter zijn lap-top die kennelijk niet doet wat hij ervan verwacht had. Twee verliefde mensen kijken gelukzalig van elkaar naar de camera en terug. Een voice-over legt uit dat ze elkaar hebben leren kennen via een site waar al heel veel inmiddels gelukkige stelletjes elkaar hebben leren kennen —doe nu gratis de unieke, wetenschappelijke persoonlijkheidstest en ontvang direct persoonlijke partnervoorstellen.

“Zullen we het doen?” roep ik heel enthousiast, maar niet heel serieus naar mijn man. Een beetje glazig kijkt hij op: “Wat wil je doen?” Nu word ik echt enthousiast. “Een persoonlijkheidstest invullen op een datingsite!” Een niet-begrijpende blik. “Kunnen we zien of we ooit aan elkaar gekoppeld zouden worden.” Hij lacht, de schat. Een meewarige jij-hebt-ze-ook-niet-helemaal-op-een-rijtje-blik had hier ook best gepast, maar mijn man lacht. En vervolgens vraagt hij zelfs hoe die site dan heet.

Eerst vult mijn man de test in en zodra hij geregistreerd is, begin ik. Sommige vragen zijn best lastig. Ik gok dat ik met liefdesverdriet om zou gaan door extra te eten. Maar waarom heb ik tot op heden nog geen geschikte partner gevonden? Dan komen de plaatjes, die volgens mijn man al een reden op zich zijn om de test te maken. Eerst enkele ietwat eigenaardige foto’s, waarbij je uit drie absurde onderschriften de volgens jou best passende moet kiezen. En dan steeds setjes van twee vaag blauwige abstracte afbeeldingen waarvan je moet zeggen welke je het meest aanspreekt. Sommige lijken zo op elkaar dat ik met de beste wil van de wereld geen voorkeur voor een van beiden zou kunnen verzinnen. Anderen zijn zo verschillend dat ze mij onvergelijkbaar lijken. Ik veronderstel dat als ik deze test wekelijks zou moeten doen er regelmatig verschillende uitkomsten uit zouden komen en ben reuze benieuwd naar de psychologische verklaring.

Uiteindelijk is alles ingevuld en krijg ik mijn partnervoorstellen. Gerangschikt op match-percentage. Er zijn mannen met wie ik 78% match. Na zes pagina’s potentiele partners doorklikken, daalt het percentage onder de vijftig procent, maar ben ik mijn man nog niet tegengekomen. Ik verander van tactiek. Ik verscherp mijn zoekcriteria een ietsiepietsie. Ik zoek een man binnen een marge van twee centimeters rond mijn mans lengte, een jaar marge rond zijn leeftijd en dan alleen in de door hem opgegeven provincie. Dan nog verschijnt er eerst een pagina andere mannen met wie ik redelijk match, maar op pagina twee vind ik hem dan eindelijk; mijn lief. Met een match-percentage van 41%.

Eenenveertig procent! In Groningen loopt een verpleegkundige rond die exact twee keer zo goed bij mijn man past. Met enig doorklikken vinden we de uitleg bij ons match-percentage. Die 41% hebben we enkel te danken aan het feit dat we enkele gewoontes delen. Aangezien we inmiddels de helft van de twaalf jaar dat we een relatie hebben samenwonen, is het delen van die enkele gewoontes waarschijnlijk per ongeluk ingesleten. Niet alleen qua persoonlijkheid -die had ik wel een beetje zien aankomen- komen wij in het geheel niets met elkaar overeen, wij blijken ook helemaal geen interesses te delen. Maar daar kunnen we dan weer wel samen heel hard om lachen.


Foto

januari 18, 2010

Ik heb honderd euro uitgegeven. Honderd. Nou ja, eigenlijk was het maar €99,-, maar toch. Ik vind dat een heel bedrag. Niet dat ik het niet kan missen, of dat ik nu een boterhammetje minder moet eten, maar als ik iets nodig heb wat honderd euro kost, dan baal ik daar een beetje van. Dan moet ik best even zuchten en steunen en een vergelijkend prijs-kwaliteit-onderzoek doen tussen alle aanbieders van het product, in de hoop er uiteindelijk wellicht een euro of twee minder voor te betalen. Volgens mijn man word ik al nerveus als ik meer dan twee tientjes tegelijk moet uitgeven, maar dat bestrijd ik. Tien tientjes echter, daar zou hij wel eens een punt kunnen hebben.

En nu heb ik honderd euro uitgegeven. Aan iets wat ik niet alleen niet nodig had, maar wat met het oog op een op handen zijnde overzeese verhuizing zelfs als onpraktisch bestempeld kan worden. En iets waarvan ik best wel weet dat het eigenlijk geen honderd euro waard is. Puur praktisch, theoretisch en materieel gesproken, althans. Ik had de prijs van te voren gezien en belachelijk verklaard; zou ik nooit doen. Maar toen ik hem zag, moest ik hem hebben: een portret van mijn dochter op linnen.

In de zeven maanden die mijn dochter jong is, ben ik er in geslaagd meer dan duizend foto’s van haar te maken. Meer dan duizend, ja. Waarom ik haar dan drie weken geleden ook nog liet poseren bij een fotograaf kan ik nog wel verantwoorden: ik heb thuis geen studiolampen. Voor € 2,50 laat je je kind fotograferen en dan krijg je sowieso één portret gratis. Een goed belicht, professioneel portret voor € 2,50 vond ik een goeie deal en ik ben dol op goeie deals. Dat ik me niet helemaal gerealiseerd had waar ik aan begonnen was, werd al snel duidelijk.

Eerst mocht ze rechtop zitten, een trucje wat ze net beheerste. Toen mocht ze languit op haar buik. Toen dacht ik dat we wel klaar waren. Niet dus. Ze mocht ook nog op een rieten stoeltje (“Oh, wat zit ze stevig voor haar leeftijd, dan heb ik hier nog iets moois …”). En in een rieten mandje. Met een kunstig gedrapeerd dekentje over de rand. (“Ach, wat snoezig. Wacht, we maken het plaatje compleet met een bloemetje …”). En voor ik me goed en wel had afgevraagd hoe iemand het ooit verzonnen had om kinderen te laten poseren in een rieten mandje met een dekentje en een kunstbloem, kwam er ook nog een houten tobbe tevoorschijn. Opnieuw werden kind, dekentje en bloem kunstig gerangschikt. Maar na de tobbe waren we dan toch echt klaar. Het resultaat zou ik na drie weken mogen bewonderen.

Na drie weken waren er foto’s van mijn dochter, op een rieten stoeltje, in een mandje en in een tobbe. Tja. Maar er was dus ook het portret. Op linnen, in zwart/wit. Gewoon haar koppie. Met dat lachje. Ik noem het graag haar ondeugende snuitje, maar eigenlijk is het juist haar voorzichtige lachje, haar ik-vind-het-wel-leuk-maar-eigenlijk-ook-wel-spannend-blik. Het moet een van de eerste foto’s geweest zijn, toen zij nog diep onder de indruk was van het feit dat ze helemaal zelf zat en er bovendien een indrukwekkende, vreemde camera op haar gericht was en ik mijn hoofd over de schouder van de fotografe stak om er een lachje uitgeperst te krijgen. Ik ben er stiekem even onthutst van; moet steeds even naar de foto kijken, en voel dan automatisch mijn mondhoeken omhoog krullen. Wat heb ik toch een leuk kindje. Maar honderd euro – dat is belachelijk! Ik bedank vriendelijk en vertrek met enkele eenvoudige 13×18 afdrukjes.

Nu heb ik al verklapt dat ik hem uiteindelijk toch gekocht heb. Sinds ik een door de kinderwagen beheerst en dus wandelend bestaan leid, heb ik meer dan eens verzucht dat er zo weinig winkels op loopafstand van mijn huis zijn, maar deze is te dichtbij. Geen enkel bezwaar om als je juist thuis bent aangekomen gewoon om te draaien en terug te lopen.


Tuitbeker

januari 13, 2010

Tuitbekers zijn voor luie moeders. Echte bekers geven misschien wat meer geklieder, maar zijn veel beter voor de ontwikkeling van de mondmotoriek van je kindje. Een goede moeder heeft wel wat geklieder over voor de ontwikkeling van de mondmotoriek van haar kindje. Uiteraard.  Desalniettemin heb ik onlangs een tuitbeker gekocht.

Een mooie roze tuitbeker. Een echte magic cup. Mijn dochter drinkt graag uit een echt bekertje en dat is natuurlijk prachtig, maar het is niet iets wat ik graag zou doen op andermans meubels. Bovendien vermeldde de verpakking van de tuitbeker dat het de ideale overgang zou zijn van borst of fles naar beker (en het geklieder deed mij vermoeden dat we nog in een overgangsfase zaten). Makkelijk om uit te drinken, honderd procent anti-lek.

Dat laatste is waar gebleken. Je kan de beker bij zijn olijke roze oortjes pakken en wijds heen en weer zwaaien – er komt geen druppeltje uit. Of juist met krachtige korte stoten ondersteboven op en neer schudden – er komt geen druppeltje uit. Verwoede pogingen doen om eruit te drinken – er komt geen druppeltje uit.

We probeerden de tuitbeker voor het eerst bij de lunch. Het was tevens de eerste lunch die dochterlief in haar kinderstoel mocht meemaken. Trots en tevreden keken we toe hoe ze vanaf haar troon de beker van tafel pakte, stevig in haar knuistjes klemde en direct naar haar mond bracht. Alsof ze nooit anders gedaan had, stak ze de tuit naar binnen en begon te drinken. Dachten we. Wat hadden wij toch een slim en handig kindje, dat ze zomaar in een keer een tuitbeker snapte; nog geen zeven maanden oud en al bijna zelfstandig!

Na een tijdje kwam er een gefrustreerd huiltje. En nog een. En toen barstte het los (de tuitbeker overigens nog altijd keurig in drinkpositie). Nader onderzoek leerde dat er  geen met het blote oog waarneembare vermindering van de hoeveelheid melk in de beker was opgetreden in al die minuten dat wij meenden dat onze dochter aan het drinken was. Uiteraard probeerde ik moederlijk en bemoedigend: “Nee, lieverd, je moet zuigen … rustig maar, alleen maar zuigen ..,” maar zonder daar al te veel aandacht aan te schenken masseerde zij driftig met haar onderkaak de tuit. Op flesspenen werkt dat masseren evengoed als op tepels, dus op zich geen gek idee van haar. Zelfs bij de gewone beker werkt het. Althans, er komt melk uit de beker wanneer je er met je ondertanden tegenaan zit te duwen. Dat dat ook -en misschien nog wel met iets minder gedrup en geknoei- zou gebeuren bij een stille onderkaak heb ik haar nog niet verteld. Het concept zuigen is haar vreemd.

Hoe harder ze probeerde te drinken, hoe minder resultaat ze boekte; al te verwoed masseren, verhindert per ongeluk zuigen. Hoe minder resultaat, hoe bozer ze werd. En huilen en zuigen gaan helemaal niet samen. Een frustrerende onderneming dus voor een baby. En zo leerden wij dat je de beker zelfs met een woest gebaar van tafel kunt zwiepen – er komt geen druppeltje uit.